Deze column verscheen eerder in juli 2009 op Nieuw W!J.
Ik ben een ware expert geworden in het inpakken van koffers, al zeg ik het zelf. Kleding weet ik tot minuscuul formaat op te vouwen en geen enkel hoekje of plooitje blijft onbenut; van alles weet ik er nog in te proppen. Een hele koffer vol. En zo gebeurt het weer dat ook ik mijn koffers pak en weer op reis ga.
Op reis. In onze tijd klinkt het zo vanzelfsprekend, zeker in de zomermaanden. Met onze Samsonites en reistassen trotseren we Schiphol waar ellenlange rijen bijbelse proporties aannemen.
Reizen en de bijbel. Ook deze combinatie is zo vanzelfsprekend, zeker voor joden. Immers, Abraham was de eerst jood pur sang, een ervaren reiziger. Het reizen is vervlochten met zijn persoonlijkheid en roeping. In Genesis hoofdstuk 12 weten wij namelijk dat de Eeuwige hem roept een zegt: “lech lecha me’artzcha…” Dit wordt meestal vertaald met: "Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen". Maar "lech lecha" betekent letterlijk in het Hebreeuws: “Ga in jezelf”. Een innerlijke reis dus. En zo geschiedde het dat Awraham de eerste joodse reiziger was, maar zeker niet de laatste. De Tora is eigenlijk één groot reisverslag, een logboek van het verbond.
En zo gebeurt het dat elke zomer, terwijl toeristen af en aan reizen, joden een ander soort reis maken, een innerlijke reis. Een metafysische reis door de liturgische kalender van onze gemeenschap en geschiedenis.
Terwijl deze woorden geschreven worden is het Tisja b’Av (de 9e van de maand Av), de treur- en vastendag waarin men rouwt om de vernietiging van de (tweede) Tempel in het jaar 70 door de Romeinen. De Tempel vertegenwoordigde de plek waar de Sjechina - de goddelijke aanwezigheid -rustte en waar harmonie heerste, als het oog van de storm. Door de vernietiging moest zelfs de Sjechina op reis. In ballingschap, wel te verstaan. En Zij zal pas terugkeren wanneer het Messiaanse tijdperk van universele vrede en broederschap aan zal breken. Dan pas zal haar rusteloosheid beëindigen. Ondertussen vergezelt de Sjechina ons op onze meest verre en barre tochten. Dat is een troostende gedachte.
Vanaf het donkere en treurige Tisja b’Av reizen wij dag na dag, stap voor stap, zeven weken lang (een altijd symbolisch getal in het jodendom) richting Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Deze reis gaat verder dan een reis met koffers of zelfs een reis door de geschiedenis. Dit is een reis door jezelf. Deze tocht van zeven weken doorkruist de onherbergzame woestenijen van het eigen ego. Zo probeert de jood langzaam tot inkeer te komen. Wie heeft hij of zij gekwetst? Welke beloften zijn niet nagekomen? Hoe is men tekortgeschoten? Hoe zwaar deze queeste ook moge klinken, gelukkig is ook in deze de Sjechina onze reisgids. De Eeuwige reist met ons mee en brengt ons troost: van de zwartste dag naar de witste: waar onze reis voor dit jaar eindigt en een nieuwe reis begint.
Eigenlijk houdt het reizen nooit op. Gelukkig maar, want deze wereld heeft nog veel schoonheid en heiligheid om te ontdekken en prijs te geven. Veel meer dan een koffer vol.
Ik ben een ware expert geworden in het inpakken van koffers, al zeg ik het zelf. Kleding weet ik tot minuscuul formaat op te vouwen en geen enkel hoekje of plooitje blijft onbenut; van alles weet ik er nog in te proppen. Een hele koffer vol. En zo gebeurt het weer dat ook ik mijn koffers pak en weer op reis ga.
Op reis. In onze tijd klinkt het zo vanzelfsprekend, zeker in de zomermaanden. Met onze Samsonites en reistassen trotseren we Schiphol waar ellenlange rijen bijbelse proporties aannemen.
Reizen en de bijbel. Ook deze combinatie is zo vanzelfsprekend, zeker voor joden. Immers, Abraham was de eerst jood pur sang, een ervaren reiziger. Het reizen is vervlochten met zijn persoonlijkheid en roeping. In Genesis hoofdstuk 12 weten wij namelijk dat de Eeuwige hem roept een zegt: “lech lecha me’artzcha…” Dit wordt meestal vertaald met: "Trek weg uit je land, verlaat je familie, verlaat ook je naaste verwanten, en ga naar het land dat ik je zal wijzen". Maar "lech lecha" betekent letterlijk in het Hebreeuws: “Ga in jezelf”. Een innerlijke reis dus. En zo geschiedde het dat Awraham de eerste joodse reiziger was, maar zeker niet de laatste. De Tora is eigenlijk één groot reisverslag, een logboek van het verbond.
En zo gebeurt het dat elke zomer, terwijl toeristen af en aan reizen, joden een ander soort reis maken, een innerlijke reis. Een metafysische reis door de liturgische kalender van onze gemeenschap en geschiedenis.
Terwijl deze woorden geschreven worden is het Tisja b’Av (de 9e van de maand Av), de treur- en vastendag waarin men rouwt om de vernietiging van de (tweede) Tempel in het jaar 70 door de Romeinen. De Tempel vertegenwoordigde de plek waar de Sjechina - de goddelijke aanwezigheid -rustte en waar harmonie heerste, als het oog van de storm. Door de vernietiging moest zelfs de Sjechina op reis. In ballingschap, wel te verstaan. En Zij zal pas terugkeren wanneer het Messiaanse tijdperk van universele vrede en broederschap aan zal breken. Dan pas zal haar rusteloosheid beëindigen. Ondertussen vergezelt de Sjechina ons op onze meest verre en barre tochten. Dat is een troostende gedachte.
Vanaf het donkere en treurige Tisja b’Av reizen wij dag na dag, stap voor stap, zeven weken lang (een altijd symbolisch getal in het jodendom) richting Jom Kippoer, Grote Verzoendag. Deze reis gaat verder dan een reis met koffers of zelfs een reis door de geschiedenis. Dit is een reis door jezelf. Deze tocht van zeven weken doorkruist de onherbergzame woestenijen van het eigen ego. Zo probeert de jood langzaam tot inkeer te komen. Wie heeft hij of zij gekwetst? Welke beloften zijn niet nagekomen? Hoe is men tekortgeschoten? Hoe zwaar deze queeste ook moge klinken, gelukkig is ook in deze de Sjechina onze reisgids. De Eeuwige reist met ons mee en brengt ons troost: van de zwartste dag naar de witste: waar onze reis voor dit jaar eindigt en een nieuwe reis begint.
Eigenlijk houdt het reizen nooit op. Gelukkig maar, want deze wereld heeft nog veel schoonheid en heiligheid om te ontdekken en prijs te geven. Veel meer dan een koffer vol.