Deze column verscheen eerder in november 2010 op Nieuw W!J.
Ik heb meer dan zeshonderd Facebookfriends. Als dit een (schijn)indicatie moet zijn van mijn populariteit, dan ben ik op mijn 32ste populairder dan ooit. Nu is dat niet zo moeilijk, ik was geen populair kind. Ik was mager, lelijk, droeg een bril met jampotglazen en veel erger nog: veel te bijdehand, op het irritante af. Het schoolplein als speelveld van sociaal darwinisme was een plek waar ik niet graag kwam.
Ondertussen is het helemaal goed gekomen en heb ik goede vrienden en een hele lieve echtgenoot. Maar het schoolpleinmetafoor is mij bijgebleven. Ik heb namelijk een vermoeden dat wij als samenleving nooit de hekken van het schoonplein verlaten hebben.
Men zegt dat kinderen bikkelhard zijn maar ook volwassenen kunnen er wat van. Er wordt gepest op de werkvloer en zelfs binnen het gezin. Sociale terreur en de daaropvolgende eenzaamheid zijn van alle tijden.
Gelukkig kent het schoolpleinverschijnsel ook een tegengif. Kon je vroeger je plek niet vinden in de woeste jungle van sociale relaties, dan was er altijd nog het clubhuis. Je had de padvinderij, de zuilen met ieder zijn jeugdverenigingen of gewoon, letterlijk, een clubhuis. In het clubhuis kon je samenkomen met gelijkgestemden. Je vond daar geborgenheid en vriendschap. Het was een veilige plek die uitnodigde tot solidariteit en zelfontplooiing.
Maar veel van die clubhuizen zijn gesloten. De zuilen zijn ingestort en wij leven tussen de brokstukken. Nederland is in rap tempo ontkerkelijkt maar ook seculiere organisaties zoals het Humanistisch Verbond en politieke partijen hebben moeite om leden vast te houden. Nu de donkere dagen in december naderen, vraag ik mij af bij welk vuur wij ons zullen verwarmen. Ondanks dat ik ‘reli’ ben, betreur ik de secularisering niet. Wat ik wel betreur is het verlies van de sociale samenhang die ermee gepaard ging. Helaas is wat dat betreft het grote sociale experiment van de jaren zestig en zeventig mislukt. (Tegelijkertijd moeten we niet vergeten wat haar successen waren – wij plukken daar nog dagelijks de vruchten van.)
Ikzelf prijs mij gelukkig dat ik wel lid ben van een clubhuis. Ik hoef nooit alleen thuis te zitten als ik dat niet wil. Mijn - joodse - clubhuis biedt mij gezelligheid, structuur en verdieping. Ik kan naar de sjoel gaan voor gebed en bezinning maar ook voor een cursus IsraĆ«lische dans, een discussieavond of een concert. Mijn clubhuis maakt sociaal contact gemakkelijk. Na de sjoeldienst is er bij het kopje koffie altijd wel iemand om mee te kletsen, een warme stem die vraagt hoe het is. Mocht ik, God verhoede, ziek worden, dan weet ik dat de gemeenschap indien nodig bij zal springen. Met de donkere dagen in december zal ik niet alleen zitten maar met mijn ‘clubhuisleden’ Chanoeka, het joodse lichtjesfeest, vieren.
En u? Wat doet u om de eenzaamheid te verdrijven? Ik heb alvast een goede suggestie voor u. Ga op onderzoek uit en vind een leuke groep gelijkgestemden. Richt uw eigen clubhuis op! Het geeft zoveel meer voldoening dan eenzaam rondhangen op het schoolplein.
Ik heb meer dan zeshonderd Facebookfriends. Als dit een (schijn)indicatie moet zijn van mijn populariteit, dan ben ik op mijn 32ste populairder dan ooit. Nu is dat niet zo moeilijk, ik was geen populair kind. Ik was mager, lelijk, droeg een bril met jampotglazen en veel erger nog: veel te bijdehand, op het irritante af. Het schoolplein als speelveld van sociaal darwinisme was een plek waar ik niet graag kwam.
Ondertussen is het helemaal goed gekomen en heb ik goede vrienden en een hele lieve echtgenoot. Maar het schoolpleinmetafoor is mij bijgebleven. Ik heb namelijk een vermoeden dat wij als samenleving nooit de hekken van het schoonplein verlaten hebben.
Men zegt dat kinderen bikkelhard zijn maar ook volwassenen kunnen er wat van. Er wordt gepest op de werkvloer en zelfs binnen het gezin. Sociale terreur en de daaropvolgende eenzaamheid zijn van alle tijden.
Gelukkig kent het schoolpleinverschijnsel ook een tegengif. Kon je vroeger je plek niet vinden in de woeste jungle van sociale relaties, dan was er altijd nog het clubhuis. Je had de padvinderij, de zuilen met ieder zijn jeugdverenigingen of gewoon, letterlijk, een clubhuis. In het clubhuis kon je samenkomen met gelijkgestemden. Je vond daar geborgenheid en vriendschap. Het was een veilige plek die uitnodigde tot solidariteit en zelfontplooiing.
Maar veel van die clubhuizen zijn gesloten. De zuilen zijn ingestort en wij leven tussen de brokstukken. Nederland is in rap tempo ontkerkelijkt maar ook seculiere organisaties zoals het Humanistisch Verbond en politieke partijen hebben moeite om leden vast te houden. Nu de donkere dagen in december naderen, vraag ik mij af bij welk vuur wij ons zullen verwarmen. Ondanks dat ik ‘reli’ ben, betreur ik de secularisering niet. Wat ik wel betreur is het verlies van de sociale samenhang die ermee gepaard ging. Helaas is wat dat betreft het grote sociale experiment van de jaren zestig en zeventig mislukt. (Tegelijkertijd moeten we niet vergeten wat haar successen waren – wij plukken daar nog dagelijks de vruchten van.)
Ikzelf prijs mij gelukkig dat ik wel lid ben van een clubhuis. Ik hoef nooit alleen thuis te zitten als ik dat niet wil. Mijn - joodse - clubhuis biedt mij gezelligheid, structuur en verdieping. Ik kan naar de sjoel gaan voor gebed en bezinning maar ook voor een cursus IsraĆ«lische dans, een discussieavond of een concert. Mijn clubhuis maakt sociaal contact gemakkelijk. Na de sjoeldienst is er bij het kopje koffie altijd wel iemand om mee te kletsen, een warme stem die vraagt hoe het is. Mocht ik, God verhoede, ziek worden, dan weet ik dat de gemeenschap indien nodig bij zal springen. Met de donkere dagen in december zal ik niet alleen zitten maar met mijn ‘clubhuisleden’ Chanoeka, het joodse lichtjesfeest, vieren.
En u? Wat doet u om de eenzaamheid te verdrijven? Ik heb alvast een goede suggestie voor u. Ga op onderzoek uit en vind een leuke groep gelijkgestemden. Richt uw eigen clubhuis op! Het geeft zoveel meer voldoening dan eenzaam rondhangen op het schoolplein.
No comments:
Post a Comment