(Dit is de Nederlandse vertaling van de 'Ordination Address' die ik ten gelegenheid van mijn rabbinale wijding op 7 juli 2013 heb gegeven).
Wijdingspreek 7 juli 2013
Rabbijn Esther Hugenholtz
Hoe pas je een reis van twintig jaren dromen, tien jaren voorbereiding en vijf jaar studeren aan een rabbinale opleiding in een preek van 600 woorden?
Op een talmoedische manier, natuurlijk, door het vertellen van een verhaal – of door het voorlezen van een stukje uit een hele oude brief.
“Utrecht, 26 Juny 1823
Lieve!
Beste Schat!
Ik hebbe op den biddag met veel hulpe mogen prediken over Hozea 11:9 ik ben God en geen mensch: Daar Coll. Smith, Profr. Heringa en Merens over mij predikten, had ik in vergelijking een klein gehoor, gel. ik ook in de collecte de minste aller broederen was… mogt het mij maar ootmoedig voor God en menschen maken!”
Dit was een brief van mijn betovergrootvader Petrus Hugenholtz aan zijn geliefde vrouw, Christina. Hij is een van mijn directe voorouders in de mannelijke lijn, geboren in 1766, en een schakel in een lange traditie van protestantse dominees van de familie Hugenholtz. Deze 250-jarige familietraditie begon in 1718 toen de eerste Hugenholtz gewijd werd – een traditie die ik met trots weer oppak en voortzet.
Door te preken over de goddelijkheid in plaats van de menselijkheid van God in het bijbelboek Hosea, legde mijn betovergrootvader het fundament voor mijn eigen reis in zowel het jodendom als het rabbinaat. Het is verleidelijk om te denken dat ze bijna joods waren – ik maak alleen maar de klus af!
Wij zijn allemaal op reis: mijn geliefde klasgenoten, mijn eerwaarde docenten, mijn dierbare familie en vrienden. Reizen vormen een belangrijk thema in onze joodse traditie die begon met Awraham, onze aartsvader, die opgedragen werd om zijn thuisland te verlaten in navolging van een vreemde roeping. Maar reizen kunnen niet plaatsvinden zonder richtingsgevoel en een zorgvuldig gekalibreerd kompas dat naar onze diepste waarden wijst.
Ook kunnen wij onze reizen niet volbrengen zonder wind in onze zeilen of het anker dat ons verankerd in de menselijke relaties die ons kracht geven.
Mijn richtingsgevoel is geworteld in geschiedenis: die van mijn familie, van mijn eigen verhaal en die van mijn joodse gemeenschap. Of zoals Bob Marley zong, ‘we know where we’re going, we know where we’re from.’ Dit diepe weten – op cognitief en existentieel niveau – is wat ons focus biedt. Tegelijkertijd waren het mijn dierbaren die de wind in mijn zeilen bliezen zodat ik verder kon gaan. Wij reizen nooit alleen.
De Talmoed in traktaat Ketoebot 63a vertelt het verhaal van hoe de geleerde en vrome Rabbi Akiva op zijn hoge positie terechtkwam. Dit werd bewerkstelligd door zijn vrouw Rachel die hem 24 jaar lang naar de Beit Midrasj (het leerhuis) stuurde. Het was haar bescheidenheid, liefde en visie die hem de kracht gaf om door te gaan.
Toen Rabbi Akiva terugkeerde met 24.000 leerlingen in zijn kielzog knielde hij voor zijn vrouw die zoveel had opgeofferd en kuste haar voeten en sprak, ‘sheli v’shelachem, shelah hu’ – ‘wat van mij is en wat van jullie is [zijn leerlingen] is van haar.’
Mijn dierbare man heeft ook vele offers gebracht zodat ik deze reis kon afmaken. We hebben in totaal vier jaar zonder elkaar moeten leven. Hij geloofde in mij terwijl ik deze reis ondernam met onze gedeelde kompas. Net zoals mijn betovergrootvader Petrus Hugenholtz heb ik mijn man vele brieven geschreven tijdens mijn rabbijnenopleiding. En net zoals hem zeg ik, ‘lieve, beste schat, wat van van mij is, is van jou.’
Hoe kan ik zo’n reis en al mijn gevoelens van dankbaarheid in zo’n kleine ruimte passen? ‘Kosi revayah’ – mijn beker stroomt over (Ps. 23:5). Moge ik ootmoedig [nederig] blijven tegenover God en de mens terwijl ik de weg van mijn voorouders volg en mijn gemeenschap dien, vertrouwende op dezelfde woorden van Hosea dat ‘de Heilige God met ons is en dat wij in Zijn weg zullen lopen.’ (Hosea 11:9-10). In de woorden van rabbijn Leo Baeck: ‘onze God wacht op ons.’
Moge dat Zijn wil zijn - Ken yehi ratzon.
No comments:
Post a Comment