Sunday, July 14, 2013

In or out of the box: begrenzingen en vrijheid

D’rasja LJG Amsterdam: Begrenzing, bemoediging en vrijheid 

Ik heb erg veel respect gekregen voor mijn man. Niet alleen heeft hij mij de afgelopen vijf jaar door dik en dun gesteund toen ik op de rabbijnenopleiding zat, maar hij heeft nu ook een begin gemaakt aan ‘de babykamer’. ‘De babykamer’ is een klus waar wij al enige tijd tegenop zagen. Naar de Prenatal – het glazuur springt van je tanden, zo zoet met al die hartjes en roze – om inkopen te doen, keurig met de lijst van kraamzorg in de hand (heb nooit geweten wat ‘hydrofiele luiers’ zijn. Het zijn dus geen luiers – zo leer je ook weer eens wat). En nu is mijn heldhaftige echtgenoot begonnen met het in elkaar zetten van de box voor ons kleine mannetje. 

In de opvoedkundige wereld zijn er natuurlijk hele discussies over de zin of onzin van een box. Is het goed voor een baby om zo begrensd of beperkt te worden? Of biedt dat juist veiligheid en structuur aan een onoverzichtelijke en chaotische wereld waardoor een klein kindje met meer vertrouwen de wereld leert aftasten? In de joodse traditie – ook de liberaal-joodse traditie – kennen wij volwassenen deze discussie ook. Geven de mitzvot ons structuur en veiligheid in een existentieel chaotische wereld? Of beperken ze ons in onze zelf-expressie en vrijheid? 

De parasja van deze week overdenkt dit thema ook. Er is een zekere ambivalentie, een soort onduidelijkheid, in de pedagogische leer van parasjat Dewariem. Want dat het om een kind-ouder relatie gaat, moge duidelijk zijn. Nu ik zelf bezig ben met het lezen van opvoedkundige boeken (‘Oei Ik Groei!’ en ‘Jongens, hoe voed je ze op?’ van gezinstherapeut Steve Biddulph, een echte aanrader!) en als compleet onervaren bijna-moeder is het leerzaam om te kijken welke modellen van ouderschap de Tora ons aanbiedt. Houdt de Eeuwige onze hand vast of geeft Hij ons de vrijheid om te kiezen? Hoe is het om het als joodse volk angstig te zijn voor de nieuwe uitdagingen die ons wachten zoals de ‘anakiem’, de reuzen van het beloofde land? En hoe kunnen wij die angsten overwinnen? 

De ouder-kind relatie, in dit geval tussen de Eeuwige en de mens, is de meest intieme uitdrukking van de verbondsgedachte. Weinig relaties grijpen zo in op onze ontwikkeling als mens. Steve Biddulph is in zijn boek dan ook duidelijk: moeders maar vooral ook vaders moeten nauw betrokken zijn bij de opvoeding van hun kinderen en er vooral ook van genieten. Maar ook belangrijk: kinderen spiegelen zich aan de relatie die de ouders onderling hebben. Een liefdevol en respectvol huwelijk is misschien dan ook het grootste geschenk wat je aan kinderen kunt geven. (Mocht ik vreselijk naief zijn in deze kwesties dan hoor ik het graag bij de kiddoesj van de ervaringsdeskundigen onder jullie!) 

Dit is dan tegelijk ook meteen de kracht van Tora: zij houdt ons een spiegel voor en de Tora houdt zelfs de Eeuwige een spiegel voor. Is de Tora een opvoedkundig boek? Absoluut – maar vaak door weer te geven hoe het niet moet in plaats van hoe het wel moet. We kunnen denken aan de Akeida – het moment dat Awraham Jitschak wilde offeren. Niet helemaal pedagogisch verantwoord. De vele familieconflicten van onze aartsvaders, de strubbelingen die Mosje met het joodse volk ervoer in de midbar, de woestijn. En zelfs hoe God tekortschiet: Hij doodt de eerstgeborenen van de Egyptenaren, Hij straft en doodt opstandige leden van het joodse volk met enige regelmaat vooral in het boek Bamidbar. Oftewel: een gezinstherapeut zou er wel raad mee weten! 

De parasja opent dan ook met Mosje’s ongezouten kritiek: ‘ele hadewarim asher diber Moshe al kol Yisrael’ – ‘dit zijn de woorden die Mosje sprak tot het hele joodse volk’. Volgens verschillende Midrasjim, Yalkut Shimoni en Sifre, refereren ‘ele dewarim’ – deze woorden – naar de strenge woorden die Mosje richtte aan het volk. Toch ook hier een pedagogische noot: het was Balaam die aan loze vleierij deed maar juist Mosje die met strenge liefde sprak, zoals het een ouder (of leider) betaamt. En zoals het een goede ouder betaamd, laat Mosje de Tora in 70 talen verklaren (‘ho’iel Mosje be’er et haTora’) zodat de leerstellingen voor ieder te begrijpen zouden zijn. Tegelijkertijd erkent Mosje, als een inmiddels ervaren leider, wat zijn beperkingen zijn: ‘lo oechal levadi tse’et etchem’ – ‘ik kan jullie niet alleen dragen’. Hier op volgt dan ook een tedere uiting van de Eeuwige met een knikje naar Awraham: de Eeuwige heeft jullie doen vermenigvuldigen, zoals de sterren in de hemel en moge Hij ‘yevarech etchem ka’asher diber etchem’ – jullie zegenen zoals Hij beloofd heeft. 

Een goede ouder blijft zich ontwikkelen, overwint zijn woede en houdt zich aan zijn of haar belofte. En het joodse volk weet zich te spiegelen: iets later houdt Dewariem ons ethische wetten voor – om geschillen eerlijk te berechten, om de rijken niet voor te trekken, om rechters aan te stellen. Een rechtvaardige samenleving, een goede relatie, een waarachtig verbond is van dit spiegelen afhankelijk. 

Gaat het wel eens mis? Natuurlijk. De Eeuwige laat het joodse volk stikken. Het volk laat het op zijn beurt ook weer afweten. De straf is dan ook dat die generatie het beloofde land niet halen zal. Maar deze dynamiek is menselijk en geeft ons ook moed – we kunnen relaties repareren. Begin volgende week is het Tisja b’Aw en herdenken wij het dieptepunt in de relatie tussen God en Israel, waar de vervreemding in het boek Klaagliederen (Eicha) compleet lijkt. Tegelijkertijd krabbelen we dan via zeven troostende haftarot en de bemoedigende woorden van Dewariem weer overeind zodat we met de Hoge Feestdagen in een authentieke relatie kunnen staan: met de Eeuwige en met elkaar. 

Onze reis is nog lang niet afgelopen. En zo kent Dewariem vele tedere momenten waar we inspiratie uit kunnen putten. De ‘Misjne Tora’, de ‘tweede Tora’, zoals het boek ook in de rabbijnse traditie genoemd wordt, omdat het een samenvatting is van de hoogste idealen van onze traditie: ethisch monotheisme, de liefdevolle verbondsgedachte, de vrije wil van de mens en de bemoedigende zegeningen van Mosje. 

Zo’n box is toch wel handig waarin we onze kleine zo nu en dan een liefdevol en gestructureerd plekje kunnen aanbieden, zoals de Tora dat met ons doet. Als dat geen wijze lessen zijn voor mijn man en ik als aanstaande ouders! Met zo’n pedagogiek kunnen we bergen verzetten en ‘anakiem’, reuzen, overwinnen. 

Sjabbat sjalom.

Wijdingspreek

(Dit is de Nederlandse vertaling van de 'Ordination Address' die ik ten gelegenheid van mijn rabbinale wijding op 7 juli 2013 heb gegeven).

Wijdingspreek 7 juli 2013 
Rabbijn Esther Hugenholtz 

Hoe pas je een reis van twintig jaren dromen, tien jaren voorbereiding en vijf jaar studeren aan een rabbinale opleiding in een preek van 600 woorden? Op een talmoedische manier, natuurlijk, door het vertellen van een verhaal – of door het voorlezen van een stukje uit een hele oude brief. 

“Utrecht, 26 Juny 1823 Lieve! 
Beste Schat! Ik hebbe op den biddag met veel hulpe mogen prediken over Hozea 11:9 ik ben God en geen mensch: Daar Coll. Smith, Profr. Heringa en Merens over mij predikten, had ik in vergelijking een klein gehoor, gel. ik ook in de collecte de minste aller broederen was… mogt het mij maar ootmoedig voor God en menschen maken!” 

Dit was een brief van mijn betovergrootvader Petrus Hugenholtz aan zijn geliefde vrouw, Christina. Hij is een van mijn directe voorouders in de mannelijke lijn, geboren in 1766, en een schakel in een lange traditie van protestantse dominees van de familie Hugenholtz. Deze 250-jarige familietraditie begon in 1718 toen de eerste Hugenholtz gewijd werd – een traditie die ik met trots weer oppak en voortzet. 

Door te preken over de goddelijkheid in plaats van de menselijkheid van God in het bijbelboek Hosea, legde mijn betovergrootvader het fundament voor mijn eigen reis in zowel het jodendom als het rabbinaat. Het is verleidelijk om te denken dat ze bijna joods waren – ik maak alleen maar de klus af! 

Wij zijn allemaal op reis: mijn geliefde klasgenoten, mijn eerwaarde docenten, mijn dierbare familie en vrienden. Reizen vormen een belangrijk thema in onze joodse traditie die begon met Awraham, onze aartsvader, die opgedragen werd om zijn thuisland te verlaten in navolging van een vreemde roeping. Maar reizen kunnen niet plaatsvinden zonder richtingsgevoel en een zorgvuldig gekalibreerd kompas dat naar onze diepste waarden wijst. Ook kunnen wij onze reizen niet volbrengen zonder wind in onze zeilen of het anker dat ons verankerd in de menselijke relaties die ons kracht geven. 

Mijn richtingsgevoel is geworteld in geschiedenis: die van mijn familie, van mijn eigen verhaal en die van mijn joodse gemeenschap. Of zoals Bob Marley zong, ‘we know where we’re going, we know where we’re from.’ Dit diepe weten – op cognitief en existentieel niveau – is wat ons focus biedt. Tegelijkertijd waren het mijn dierbaren die de wind in mijn zeilen bliezen zodat ik verder kon gaan. Wij reizen nooit alleen. 

De Talmoed in traktaat Ketoebot 63a vertelt het verhaal van hoe de geleerde en vrome Rabbi Akiva op zijn hoge positie terechtkwam. Dit werd bewerkstelligd door zijn vrouw Rachel die hem 24 jaar lang naar de Beit Midrasj (het leerhuis) stuurde. Het was haar bescheidenheid, liefde en visie die hem de kracht gaf om door te gaan. Toen Rabbi Akiva terugkeerde met 24.000 leerlingen in zijn kielzog knielde hij voor zijn vrouw die zoveel had opgeofferd en kuste haar voeten en sprak, ‘sheli v’shelachem, shelah hu’ – ‘wat van mij is en wat van jullie is [zijn leerlingen] is van haar.’ 

Mijn dierbare man heeft ook vele offers gebracht zodat ik deze reis kon afmaken. We hebben in totaal vier jaar zonder elkaar moeten leven. Hij geloofde in mij terwijl ik deze reis ondernam met onze gedeelde kompas. Net zoals mijn betovergrootvader Petrus Hugenholtz heb ik mijn man vele brieven geschreven tijdens mijn rabbijnenopleiding. En net zoals hem zeg ik, ‘lieve, beste schat, wat van van mij is, is van jou.’ 

Hoe kan ik zo’n reis en al mijn gevoelens van dankbaarheid in zo’n kleine ruimte passen? ‘Kosi revayah’ – mijn beker stroomt over (Ps. 23:5). Moge ik ootmoedig [nederig] blijven tegenover God en de mens terwijl ik de weg van mijn voorouders volg en mijn gemeenschap dien, vertrouwende op dezelfde woorden van Hosea dat ‘de Heilige God met ons is en dat wij in Zijn weg zullen lopen.’ (Hosea 11:9-10). In de woorden van rabbijn Leo Baeck: ‘onze God wacht op ons.’ 
Moge dat Zijn wil zijn - Ken yehi ratzon.

Thursday, July 11, 2013

Ordination

After five years of study at both the Ziegler School of Rabbinic Studies in Los Angeles and Leo Baeck College in London, I am proud to report that I have been ordained as a Rabbi by Leo Baeck College.

The ceremony took place on Sunday the 7th of July 2013 at Northwood and Pinner Liberal Synagogue in Northwood, London. My ordaining rabbi was Rabbi Dr Charles Middleburgh, Director of Jewish Studies at the College. My husband, Dave Middleton, and Rabbi Professor Dr Marc Saperstein (my dissertation advisor) guided me to the bimah.

Each of the three ordinands, Leah Jordan, Benji Stanley and myself, were ordained by rabbis with whom we feel a strong personal connection, which made for a lovely and intimate ceremony. Dr Laliv Clenman, teacher of Talmud and Rabbinic Texts at the College, gave us a stellar Ordination Address which was thoughtful, wise but also incredibly funny.



{Rabbis Mark Levin, Leah Jordan, Laura Janner-Klausner, Benji Stanley, Esther Hugenholtz & Charles Middleburgh}

Both the Movement for Reform Judaism and Liberal Judaism - the two main supporters of Leo Baeck College - have issued press releases concerning our Ordination. You can find MRJ's press release here and LJ's press release here. Leo Baeck College's own press release can be found here.

I have blogged about my personal experiences and feelings concerning my Ordination at 'And Esther Wrote', my parallel 'personal' blog. Feel free to read about my thoughts and see more photos. You can read my Ordination Address here.
I have also activated a professional Facebook 'Rabbi Esther Hugenholtz' page. And you can find me on Twitter as 'Rabbi Hugenholtz'. 

I would like to thank all of you who has supported me along this journey from the bottom of my heart: this includes family and friends but also my teachers and staff at both Ziegler and Leo Baeck College as well as my friends and congregants at Sinai Synagogue in Leeds. 

As for my future plans: at currently 35 weeks pregnant, my husband and I will prepare for the birth of our son in mid-August. After three months of maternity leave, we will move to Leeds, Northern England where I will join Sinai Synagogue as Assistant Rabbi.

I am very grateful and happy to have come to this point in my life and look forward to the rest of my rabbinate!

Sunday, July 7, 2013

Ordination Address

Ordination Address 
Rabbi Esther Hugenholtz, 7th of July 2013 

How does one fit a journey of twenty years of dreaming, ten years of preparing and five years of studying at rabbinical school into a 600-word Ordination Address? Through the Talmudic way, of course, by telling a story. Or reading out a snippet of a very old letter. 

“26th of June, 1823, Sweetheart! Dearest darling! …With great help [from God], I was able to preach this past Sunday on Hosea 11:9, ‘for I am God, and not a man.’ Because my colleagues... preached before me, I had a small audience by comparison and when it came to collecting the offertory, I was the least among my brethren… May it make me humble before God and man!” 

This was a letter from my great-great-grandfather, Petrus Hugenholtz, to his beloved wife, Christina. Born in 1766, he is one of my paternal ancestors and a link in a long chain of Protestant ministers from my family, a theological dynasty. This family tradition was started when the first Hugenholtz was ordained to the ministry in 1718, perpetuating a 250 year-old tradition, which I am proud to reclaim and continue today. By sermonising on the divinity, rather than the humanity, of God in the book of Hosea, my great-great-grandfather laid the foundation for my own journey into both Judaism and the rabbinate. I’d like to think that they were almost Jews. All I am doing here is finishing the job! 

We are all on a journey: my beloved classmates, my esteemed teachers, my dearest family and friends. Journeys loom large in our tradition, starting with Avraham Avinu who was told to leave his homeland to heed a strange calling. But journeys cannot take place without a sense of direction and a calibrated compass pointing towards our deepest values. Nor can journeys be completed without wind in our sails or the anchor that keeps us grounded: the invaluable human relationships that push us on. 

My sense of direction is rooted in history: that of my family, my personal narrative and my Jewish community. As Bob Marley sang, ‘we know where we’re going, we know where we’re from.’ This deep sense of knowing – cognitively and existentially – is what provides us with focus. At the same time, my loved ones blew the wind in my sails for journeys are never made in isolation. 

The Talmud in Tractate Ketubot 63a tells the story of how the learned and pious Rabbi Akiva came to his position. It was to the credit of his wife, Rachel, who sent him to study at the Beit Midrash for twenty four years. It was her humility, love and vision that drove him on. 
When Rabbi Akiva returned with 24,000 disciples, he knelt before his long-suffering wife and kissed her feet, uttering, ‘sheli v’shelachem, shelah hu’ – ‘what is mine and what is yours, is hers.’ 

My beloved husband, too, made many sacrifices for me to be able to complete today’s journey. We spent a total of four years apart. He believed in me as we navigated this journey with our shared compass. Like my great-great-grandfather Petrus Hugenholtz, I wrote my husband many a letter throughout rabbinical school. And like him, I will say: ‘sweatheart, dearest darling – what is mine, is yours’. 

How can I fit such a journey and my feelings of gratitude in such a small space? ‘Kosi revayah’ - my cup overflows (Ps. 23:5). May I remain humble before God and people as I follow the path of my ancestors and serve my community, trusting that, in the same words of Hosea, ‘the Holy One is among us and that we shall walk after Him’ (Hosea 11:9-10). In the words of Rabbi Leo Baeck: ‘our God waits for us.’ Ken yehi ratzon.